Interview voor studentenblad Eurocampus, februari 2011

Succesvolle schakers zijn topfit
Het is de oudste denksport ter wereld. Maar wie denkt dat de grote kampioenen slechts drijven op hun intelligentie komt bedrogen uit. Topschakers zijn ook fysiek topfit. Expert Hans Böhm legt uit.

‘Partijen duren lang, en kunnen je helemaal slopen. Je moet voortdurend geconcentreerd blijven. Dat lukt alleen als je in goede conditie bent. Je geest kan geen topprestatie leveren als je lichamelijk niet fit bent. De grote kampioenen zijn en waren vrijwel altijd fysiek sterke mannen.’

Wat doen schakers om fit te blijven?
‘Eigenlijk niks bijzonders: hardlopen, fietsen, zwemmen. Vaak de sporten die je makkelijk kunt doen als je onderweg bent. Want schakers reizen veel, van toernooi naar toernooi. Schaken is een wereldsport en brengt je overal. Hardlopen, fietsen en zwemmen kun je bijna overal doen, zeker in de meeste hotels.’ Wat is nog meer nodig om een goede schaker te worden? ‘Een hoog IQ helpt daarbij zeker. Kinderen die van puzzelen houden, graag raadsels oplossen of, zoals nu, bezig zijn met Sudoku’s, komen meestal als eerste in aanraking met schaken. Zo begon het bij mij ook. Als klein jongetje leerde ik schaken, ik vond het leuk en zo ging het steeds verder. Gaandeweg leerde ik dat een hoog IQ geen garantie is. Je moet ook willen winnen en vooral, je moet schakerstalent hebben.’

Schakerstalent?
‘Schaken is sport, wetenschap en kunst tegelijk. Sport spreekt denk ik wel voor zich, wetenschap is het omdat je echt veel moet weten en kunst, ja kunst…. Het is kunst omdat je elke partij opnieuw iets aan het creëren bent. Je kent de regels, je kent de openingen, alle wetmatigheden, maar dan begint het. Een schaker is een kunstenaar. Alle kennis over de sport, over de tegenstander en over jezelf verzamelen. En dan iets toevoegen, het anders doen, er iets bijzonders van maken. Liefst een virtuoze partij waar je volledig in opgaat, zodat het bijna jammer is wanneer het afgelopen is en je als winnaar van tafel gaat.’

Geldt dit nog steeds in dit computertijdperk?
‘Minder inderdaad. Kennis is altijd en overal, en zorgt ervoor dat er een ander type schaker is gekomen. Voor de komst van de computer was een schaker op z’n top rond z’n 40-ste. Nu is dat zeker tien jaar eerder. De computer zorgt er in mijn ogen voor dat er meer nadruk is komen te liggen op ‘wetenschap’ en minder op ‘kunst’. Je ziet het ook aan de topschakers. Ze zijn goed, maar als persoon anders. Minder de levenskunstenaars zoals die er in mijn professionele tijd rondliepen.’

Zien we daarom minder schakers in de media?
‘Ik denk het wel. Het flamboyante is wat naar de achtergrond, het volop genieten van de vrijheid, zwerven over de wereld met je schaakbord in je ene en je tas in je andere hand. Via het schaken andere mensen leren kennen, culturen opsnuiven, meemaken, praten en denken met andere mensen. Dat maakt een bepaald soort mens van je. Of misschien ben je dat al wel, en komt dat sterker naar voren door het schaken. Ik heb me er altijd in thuis gevoeld, zowel aan het bord als in de media.’

Schaken betekent vrijheid?
‘Jazeker. Voor mij wel. Toen en nu nog steeds. Vrijheid van denken en handelen is een groot goed. Kunnen doen wat je leuk vindt, waar je hart ligt. Niet altijd hetzelfde, op zoek naar uitdagingen. Zo leef ik nog steeds. Of het nu gaat om lesgeven aan kinderen, of het helpen van 55+-ers die vergeetachtig worden. Of het inspreken van luisterboeken, het geven van lezingen. Ik schaak zoals ik leef en ik leef zoals ik schaak. Op zoek naar prikkels en uitdagingen. Het houdt me geestelijk fit, en ik doe er alles aan om fysiek fit te blijven. Die twee aspecten gaan samen, voor iedereen. En als je dan ook nog van schaken houdt, dan wordt het leven extra leuk. Mijn leven in ieder geval wel!’

Hans Böhm (1950)
Won op z’n 7e een kindertoernooi waar de eerste prijs het lidmaatschap van een schaakclub was. Toen de jonge Böhm eenmaal zijn ouders verslagen had, lonkte voorzichtig een schaakcarríère. De uitdagingen én de vrijheid brachten het beste in hem boven en van 1970 tot 1985 was Böhm professioneel schaker. Later ging hij op de radio het schaakprogramma ‘Man & Paard’ presenteren. Dat ging zo goed, dat Aad van den Heuvel hem vroeg om mee te werken aan het populaire programma ‘Ook dat nog!’ Een samenwerking die 10 jaar duurde. Nog steeds combineert Böhm zijn liefde voor de schaaksport met tal van andere activiteiten.

Dit bericht is geplaatst in Interviews. Bookmark de permalink.

Geef een reactie